We keken naar de hemel samen, jij zei dat het donker was, en ik zei: nee dat valt toch best wel mee?
Je draaide om, jouw blik op mij, je lippen hol, je ogen hol, ze stralen zoveel minder dan voorheen.
-Aaaaah, aaaaah, aaaaah, aaaaah-
We worden samen wakker in de ochtenzon, je slaapt zo mooi.
Dan lijkt het of je eindelijk begrijpt...
Maar dan vindt jij de hemel grauw, en ik vind hem bijzonder blauw.
Het is de bril waardoor je het bekijkt.
Kijk eens om je heen.
Zie de schoonheid van het gloren van de dag.
Kijk eens om je heen.
Wie ben ik, dat ik naast jou hier liggen mag?
Ik kus je zacht, en kijk je aan.
M'n lief, zie je die vogel staan?
Ze zingen over liefde in het gras.
Maar jij hoort enkel schel gekraai, voor jou is dit geen paradijs.
Soms wou ik dat je minder kritisch was.
Kijk eens om je heen.
Zie de schoonheid van het gloren van de dag.
Kijk eens om je heen.
Wie ben ik dat ik met jou hier liggen mag?
-Aaaaaah, (ik met jou hier liggen mag), aaaaaah-
Misschien heb je gelijk ofzo.
Die lucht is inderdaad niet mooi.
En kijk, er kruipt een kever op je kont.
Dat ongedierte overal, het lijkt hier wel een zwijnenstal.
M'n rug doet pijn van slapen op de grond.
Kom we gaan naar huis.
Dat gehang in de natuur vind ik maar gay.
Kom we gaan naar huis.
Hou me maar vast en val in slaap voor de tv.